System 12 telefooncentrale
Dit artikel gaat over de ontwikkeling van System 12 telefooncentrales. Het is samengesteld uit eerder gepubliceerde afleveringen in onze nieuwsbrieven van 2018, geschreven door Thomas Lof, tevens de auteur van ons boek ‘125 jaar bellen met Bell’.

1.1 De opmars van System 12
Zoveel hoofden, zoveel zinnen.
Zoveel PTT-administraties, zoveel telefooncentrales.
Zoveel ITT-bedrijven, zoveel concepten voor digitale telecommunicatiecentrales.
En dat kostte geld, veel geld, veel managementaandacht, veel doublures en veel teleurstellingen.
Nederland, dat wil zeggen NSEM en de Nederlandse PTT, maakte al in een vroeg stadium kennis met een nieuwe generatie telefooncentrales, gebaseerd op PCM- en TDM-technieken.

Nog maar enkele jaren draaien ITT’s eerste volledig digitale centrales, later aangeduid als System 1210 en System 1220, in proefbedrijf en verschijnt van de – ook in Nederland bij PTT’s Telegraafdienst – beproefde semi-elektronische telefooncentrale Metaconta 10C een nieuwe gemoderniseerde versie, de 10CN. NSEM en BTMC boden in 1976 deze versie aan voor PTT’s tienjaarlijkse systeemkeuze, en wel als abonneecentrales en als verkeerscentrales. PTT geeft in 1977 echter de voorkeur aan het – samen met de ‘nationale’ industrie (lees: Philips) ontwikkelde PRX-systeem en met het nieuwste type modulaire telefooncentrale van Ericsson, dat overigens pas vanaf 1980 kon worden ingezet. PTT’s keuze was destijds zowel gestoeld op politieke en industriepolitieke overwegingen, èn men vond het – wellicht terecht – nog te vroeg voor volledige digitaal werkende PCM/TDMcentrales.
1.2 PTT-administraties nemen het voortouw
In jaren 1976-1977 waarin de Nederlandse PTT tot een systeemkeuze komt, gaan de ontwikkelingen bij BTMC en ITT snel verder. ITT krijgt in 1989 octrooi op een “Large Scale Integrated”- halfgeleidercomponent, dat als volledig gedistribueerde intelligente schakelpoort kan werken. Die poort zoekt binnen een meerdimensionaal spreekwegennet van een telefooncentrale zelfstandig naar verbindingspaden (die dus over een aantal schakelpoorten kunnen lopen) tussen oproeper en opgeroepene.

In de optiek van ITT’s ingenieurs en wetenschappers zouden de nieuwe digitaal werkende centrales een volelektronisch spreekwegennet krijgen, dat tevens alle gegevens uitwisselt met de omringende dienstspecifieke applicatie- en beheersmodules. Dat betekent dat er geen centrale computer meer nodig is, maar dat de telefooncentrale bestaat uit een groot aantal ‘terminals’ als de poten van een spin rondom het intelligente hart en brein: het schakelnetwerk. (zie afbeelding hierboven). De telefoonmaatschappij van Jutland in Denemarken is overtuigd, bijt het spits af en bestelde in 1978 een eerste centrale volgens dit principe. Het zou een gecombineerde abonnee- en verkeersknooppuntcentrale worden. In 1981 kwam de eerste proefcentrale van het type System 1240 in dienst in de stad Brecht, halverwege Breda en Antwerpen. Een jaar later heeft BTMC al orders ontvangen van veertien PTT-administraties voor 2,5 miljoen lijnen en tot 1984 komen er System 1240 centrales in dienst in landen als Mexico, Nepal, de Filippijnen, Finland, Italië, Spanje, Venezuela en…. Duitsland. Dat laatste is opmerkelijk omdat het Duitse ITT-zusterbedrijf SEL een eigen System 12- versie, de 1230 ontwikkelde, voor kleine centrales (tot 1000 abonneelijnen) en middelgrote centrales (tot 6000 abonneelijnen). BTMC’s System 1240 werd namelijk nog – vooral ook door de Deutsche Bundespost – als “niet-economisch” gezien voor deze kleinere centrales… Siemens had namelijk op de thuismarkt geen passend alternatief. De technologische ontwikkelingen gingen echter zo snel dat na 1985 System 1240 ook commercieel geschikt bleek voor kleinere centrales. Geheugenchips werden steeds groter (nu niet lachen: wel 64 KB!), LSI’s (voor ontvang- en zendpoorten, lijnschakelingen, terminal interfaces en dergelijke) werden steeds complexer en krachtiger, de Intel-processors iAPX86 groeiden al snel uit tot de 80186, 80286, 80386, om maar niet te spreken van ITT’s unieke schakelpoort die tussen 1978 en 1983 qua capaciteit verdubbelde. Die snelle ontwikkelingen leidden ertoe dat ITT besloot System 1240 als opvolger voor System 1210 in Amerika te introduceren. Maar… het geschikt maken van dat nieuwe systeem, nog amper de kinderschoenen ontgroeid, voor de Noord-Amerikaanse markt en meer in het bijzonder voor de nieuwe “Baby Bell”- telefoonexploitatiemaaatschappijen, bleek te ingrijpend en te kostbaar. Een van de redenen ligt in de rivaliteit en cultuurverschillen tussen Belgische, Duitse, Engelse en Franse ontwikkelcentra. Dat blijkt niet ‘manageable’… De top van ITT hakte knopen door. In 1985 werd System 1240 van de Amerikaanse markt teruggetrokken en tegelijk aangewezen als hèt enige “System 12” voor de toekomst. Een jaar later, in 1986, staakt ITT de ontwikkeling van de Belgisch/Italiaanse System 1220-verkeerscentrales en van de Duitse kleine System 1230- abonneecentrales. Dat maakte in Duitsland mensen, middelen en focus vrij voor de ontwikkeling van het geoptimaliseerde digitale en multimediale bedrijfstelecommunicatiesysteem. Deze ITT 5630 BCS kwam op de markt voor bedrijfstelefooncentrales met 60 interne toestellen tot een gecombineerde bedrijfs- en stadscentrale (‘Centrex’ genoemd) met wel 10.000 gebruikers.
1.3 En Nederland dan?
NSEM bleef na de systeemkeuze van 1977 vastbesloten weer op de vaderlandse markt terug te komen als leverancier van telefooncentrales voor PTT. Tussentijds ontwikkelde NSEM een fraaie marktpositie als ontwikkelaar en fabrikant van telefoontoestellen, huisautomaten en kleine bedrijfscentrales. Voor telefooncentrales werden hulpsystemen ontwikkeld en geleverd, zoals nummeronderzoekers en oproepdoorschakelsystemen. De licentiefabricage van Rotary-centrales werd afgebouwd en de Installatie- en Servicedivisie ontwikkelde zich tot een bedrijfsonderdeel dat nog veel omzet realiseerde in selectief ontmantelen van elektromechanische Rotary-centrales, rehabiliteren van kolommen met apparatuur en het bijplaatsen daarvan in centrales die nog moesten groeien. Want PTT besteedde ook in toenemende mate het onderhoud uit en maakte mensen en middelen vrij voor het in bedrijf nemen en houden van Philips’ PRX- en Ericsson’s AXE-telefooncentrales. Die Installatiee en Servicedivisie haalde overigens in 1985 al wel een huzarenstukje uit door een System 12- democentrale, die nog kort daarvoor op de internationale beurs Telecom Geneve furore maakte, naar Den Haag te halen en werkend op te stellen in de feesttent ter gelegenheid van de opening van het nieuwe kantoor- en fabriekspand in de Haagse wijk Kerktuinen.

Na gedane arbeid is het in de feesttent goed omzien naar de eerste System 12-centrale op Nederlandse bodem. Een installateur per rek? Feit is dat de Installatie en Service Divisie in 1985 al in staat is een overtuigend werkend systeem op te leveren.
In datzelfde jaar 1985 besloot PTT drie bedrijven te selecteren die digitale centrales zouden mogen leveren. ITT Nederland, zoals NSEM zich inmiddels noemde, samen met het Duitse zusterbedrijf SEL was er een van. De Nederlandse PTT is dan ITT’s 21e klant voor System 12.
2.1 S(ystem) 12 in Nederland
Het in 1986 gesloten leveringscontract betrof een initiële levering vanaf 1989 en wel drie jaar lang 100.000 lijnen met een minimum van 50.000 lijnen per jaar. Die waren zowel bedoeld voor zeer kleine centrales in landelijke gebieden met 300 abonneelijnen als zeer grote, wel 20.000 lijnen tellende centrales.

“De spin” als concept voor een S(ystem)12- centrale. De tekening laat zien hoe de ontwikkelaars zich al in een vroeg stadium allerlei soorten geïntegreerde diensten voorstelden. Alleen… die videotex-sub module is er nooit gekomen… daarentegen wel modules voor IP-telefoniediensten.
Binnen de gestelde termijn levert ITT Nederland in de tweede helft van 1988 de eerste Nederlandse Alcatel 1000 S12-centrale, een Test- en Opleidingscentrale. Een goed half jaar later, op 18 april 1989 komt de eerste operationele centrale in Nootdorp in dienst. Een veelbelovend begin, dat wel, maar de praktijk zou weerbarstiger blijken. De introductie van S12, zoals System 12 in het vervolg wordt genoemd, gaat niet zonder slag of stoot. Qua conceptie een schitterend systeem, vriend en vijand zijn het daarover eens, maar door de spreiding van de ontwikkeling over vele landen en de nationale gerichtheid in die landen, raakt de ontwikkeling van programmatuur en apparatuur achterop. Soms is dat het gevolg van de introductie van snellere processoren of grotere geheugencomponenten, soms is er de wens tijd en energie te besteden aan de ontwikkeling van nieuwe applicaties. KPN (zoals PTT vanaf 1 januari 1989 wordt genoemd) is in dat spel geen vreemde. Voor KPN moest een 50 Hzkostenteller worden ontwikkeld… een in andere landen ondenkbare applicatie. Ook wenste KPN een ISDN-versie en een versie voor autotelefonie; er zouden centrales voor X25-packet switching moeten komen om het Datanet 1 te moderniseren. Zo kwamen er middenin de leveringsperiode in de loop van 1990 de eerste S12-ISDN-telefooncentrales, die – gezien de handelsrelaties met het Duitse achterland – waren gebaseerd op de toenmalige Duitse implementatie van ISDN. Ook zou er een internationale centrale in Rotterdam worden ingericht met 7230 trunklijnen. Voor mobiele telefonie formeerde Alcatel in 1988 een gelegenheidsconsortium met Nokia en AEG. In dat kader neemt Alcatel SEL in Duitsland de ontwikkeling van GSM-applicatiemodules voor S12 ter hand en baseert zich daarbij op de ontwikkelingen, zoals die voor de Amerikaanse markt waren gedacht en hun weg al in System 1210 hadden gevonden. KPN plaatst in 1989 een pilotopdracht voor een GSMproefsysteem voor het vierde autotelefoonnet (ATF-4). Een jaar later wordt opdracht gegeven voor levering van centrales voor een landelijk dekkend net. Zo wordt in de netwerkapparatuur een S12-ISDN-centrale gebruikt als hart van het schakelnetwerk en het zogenaamde Visitor Location Register. En in het Home Location Register, het Authentication Center en in het Operations and Maintenance Center vinden we de Alcatel 8300 telecom-processor terug, die ook in datanetapparatuur wordt toegepast.

De architectuur van de grote lokale centrale System 1240 met kleinere satellieten (Remote Subscriber Units) evolueert rond 1988 tot de versies Very Small Stand Alone en Small Stand Alone. De omvang van de in Nederland geleverde S12-centrale ligt tussen 300 en 20.000 lijnen.
2.2 S(ystem) 12 in de knel
Als in 1994 echter dit Alcatel System 900 in bedrijf komt, blijkt dat het netwerkconcept (te) sterk rondom een “Vaste Net”-filosofie is geconcipieerd. KPN besluit daarop dit netwerk al in 1997 en 1998 te ontmantelen ten faveure van een netwerksysteem van Nokia, ontwikkeld na het uiteenvallen van het gelegenheidsconsortium. Ook voor vernieuwing van de DPS1500- centrales in het Datanet 1 laat PTT in 1987 zijn oog vallen op System 12-technieken en geeft ITT Nederland en BTMC opdracht nieuwe centrales te ontwikkelen voor het “Datanet 2”. Die nieuwe centrales krijgen de naam DPS1512, maar de overname door Alcatel gooit roet in het eten. De naam wordt gewijzigd in DPS3500 en wordt vervolgens gebaseerd op een vernieuwde versie van het Franse DPS25- systeem, inmiddels hernoemd in DPS2500. Einde oefening dus voor de Belgisch/- Nederlandse S12-X25-versie… Rond S12 voor telefonie in Nederland is sprake van strubbelingen. Gezien vanuit de optiek van schaalgrootte is de omvang van de S12- leveringen voor de Nederlandse markt met maximaal 100.000 lijnen per jaar een absoluut minimum, zowel voor KPN als voor Alcatel SEL. De stringente eisen van KPN vergen bovendien een aanzienlijke aanpassing van de standaardprogrammatuur. Pas in 1991, dus tegen het einde van de eerste leveringsperiode kan van probleemloze leveringen worden gesproken. Voor Alcatel SEL werd de situatie nijpend toen de Bundespost besloot om naast digitale systemen van Siemens ook S12 te gaan introduceren. Gezien de werkdruk bij SEL besluit het Alcatel-hoofdkantoor om de S12- fabricage voor het tweede leveringscontract voor de jaren 1992 t/m 1994 bij SEL in Duitsland weg te halen en onder te brengen bij Alcatel Bell in België. Halverwege die tweede leveringsperiode kiest KPN er in 1993 voor – op het moment dat Alcatel Bell en Alcatel Nederland offerte uitbrengen voor leveringen na 1994 – om het vaste telefoonnet enkel nog te voorzien van Ericsson AXe-D-centrales en Lucent 5ESScentrales. S12, dat in de ogen van veel KPN’ers het beste systeem is in termen van beschikbaarheid en de laagste onderhoudskosten kent, zal niet langer worden aangekocht. Sterker nog: binnen het in 1993 opgerichte samenwerkingsverband met de Zwitserse, Zweedse en Spaanse PTT wordt gezocht naar mogelijkheid voor herinzet van de Nederlandse S12-apparatuur. Uiteindelijk wordt die apparatuur vanaf 1996 door tussenkomst van Alcatel STR in Zwitserland opnieuw ingezet bij Swiss Telecom… Het gaat dan om de ontmanteling en herinzet van ruim 760.000 lijnen op S12-centrales, die in omvang uitleen liepen van de kleine centrales in Groningen en Drenthe met enkele honderden lijnen tot de mastodont in Delft met 40.000 lijnen.

Het vervangen van bordjes… ITT Nederland wordt Alcatel Nederland en System 12 wordt dus Alcatel 1000 S12
Het doek valt voor S12 bij KPN, ondanks uiteindelijk probleemloze leveringen voor analoge en digitale (ISDN) telefonie; levering van S12 voor het autotelefoonnet ATF-4 en bestelling en voorgenomen ontwikkeling van S12-centrales voor Datanet 2. Helemaal teneinde zijn daarmee de bemoeienissen van Alcatel Nederland met S12 echter niet.