Bell in Den Haag (1881-2012)

Bell in Den Haag kent een historie van eind negentiende eeuw tot begin eenentwintigste eeuw. Hoe ontstond e.e.a., waar zaten ze en wat deden ze zoal?

Wat vooraf ging

Tijdens de ontsluiting van Amerika, van oost naar west in de negentiende eeuw, onstond behoefte aan snelle communicatie in dit grote gebied, anders dan per post. Middels morsetekens kon in 1838 het alfabet worden verzonden via electrische pulsen over een telegraaflijn en leesbaar gemaakt op een papierlint. Uitvoerder hiervan was voornamelijk Western Union (1856). De benodigde hoeveelheid apparatuur en de reparatie hiervan leidde in 1872 tot oprichting van Western Electric Manufacturing Company (WEC), met als mede-eigenaar Western Union.

Spraak was met de telegraaf niet mogelijk, totdat in 1878 Alexander Graham Bell kwam met zijn versie van de telefoon, wat toen heette de akoestische telegraaf. Hiermee lukte het verstaanbare spraak over te brengen over een telegraaflijn.

De telefoon van Bell

De ‘telephone’, zoals uitgevonden door Antonio Meucci, was nu in de praktijk bruikbaar. Reden voor Bell en anderen om in 1877 de Bell Telephone Company (BTC) op te richten.  Er zijn dan bijna 800 toestellen in gebruik. Maar er is geld nodig voor uitbreiding. Geprobeerd wordt om het octrooi op Bell’s uitvinding te verkopen aan Western Union, maar dat ziet daar niets in. BTC zoekt verder en komt in 1878 uit bij investeerders van de New England Telephone Company (NETC), waarna in datzelfde jaar al meer dan tienduizend toestellen in gebruik zijn. Voor dit grote volume aan fabricage waren licentierechten aan diverse fabrieken verleend.

Na veel gerechtelijk touwtrekken omtrent octrooigeschillen trekt Western Union zich terug uit telefonie en verkoopt zijn telefoonnetten aan BTC. In 1879 fuseren NETC en BTC tot National Bell Telephone Company (NBTC). De fabricage door (te)veel fabrieken was voor NBTC reden om alles onder te brengen in één bedrijf, het al bekende WEC. In 1880 reorganiseert NBTC zijn naam tot American Bell Telephone Company (ABTC) en neemt in 1881 het meerderheidsbelang in WEC over van Western Union. WEC heeft nu alle licentierechten.

Bell’s visie, dat er openbare telefooncentrales zullen gaan ontstaan om de verbindingen tussen de telefoons mogelijk te maken, is in 1878 ook al bewaarheid. Er bestond al een schakelboard waarmee particuliere telegraaflijnen met elkaar verbonden konden worden om zo telegrammen tussen gebruikers te versturen. Daarop voortbordurend waren er in 1880 in Amerika 138 handbediende telefooncentrales met 30.000 telefoonabonnees.

In 1880 richt ABTC haar pijlen op de in Europa te verkrijgen telefoonconcessies met de oprichting van haar dochterbedrijf International Bell Telephone Company (IBTC) te Antwerpen. In Nederland wordt door IBTC de Nederlandsche Bell Telefoon Maatschappij (NBTM tot 1916) opgericht nadat in 1880 de concesssie in Amsterdam is verkregen. IBTC wil in Europa ook een eigen fabriek neerzetten. In Antwerpen, wordt in 1882 de Bell Telephone Manufacturing Company (BTMC) opgericht, in 1890 is WEC nog de enige aandeelhouder.

ABTC heeft in 1885 het dochterbedrijf American Telephone & Telegraph Company  (AT&T) opgericht voor de aanleg van telefoonlijnen tussen de staten en steden van Amerika. In 1899 vormt AT&T zich om tot moedermaatschappij van het conglomeraat “The Bell System”, het samenstel van lokale telefoonbedrijven en interlokale verbindingen in Amerika en de ontwikkeling en fabricage van telefoonapparatuur door WEC ook buiten Amerika. Voor die activiteiten buiten Amerika wordt in 1918 de International Western Electric Company (IWEC) opgericht en als IWEC in 1924 marginaal winstgevend is wordt, mede onder druk van de Amerikaanse overheid, besloten om IWEC te verkopen aan de in 1920 opgerichte International Telephone & Telegraph Corporation (IT&T, in 1958 ITT) en gaat dan verder als International Standard Electric Corporation (ISEC) als onderdeel van IT&T.

Bell in Den Haag

WEC, NBTM, BTMC, ITT, Standard Electric en AT&T doen ook in Den Haag van zich spreken.

 In 1881 kreeg de Haagsche dierentuin een aansluiting op het kort daarvoor door de NBTM geïnstalleerde Amsterdamse telefoonnet. Het particuliere telefoonnet van Den Haag/Scheveningen volgt in 1883 met dan 173 abonnees. In 1899 krijgt Scheveningen een eigen centrale. Dit alles wordt in 1903 overgenomen door de Gemeente-Telephoon Den Haag. NBTM wordt monopolist voor interlokaal telefoonverkeer, maar in oktober 1887 neemt de Rijkstelefoon, later bekend als PTT en KPN, dit over. In 1913 heeft de Rijkstelefoon alle lokale netten overgenomen van gemeentes en particulieren en NBTM mag nog tot 1916 netten exploiteren door en voor rekening van het ministerie van Waterstaat.

De aanwezigheid van IBTC op de Nederlandse markt via exploitant NBTM verschuift naar de fabrikant BTMC, onderdeel van WEC. BTMC installeert in 1903 in Den Haag als eerste in Nederland een telefooncentrale op basis van een centraal-batterij. Een batterij in het telefoontoestel is dan niet meer nodig. Een foto uit 1910 herinnert aan een door BTMC geproduceerde telefoon met het ooievaarslogo van Den Haag.

BTMC vond het in 1911 nodig om een verkoopkantoor met showroom in Nederland te hebben. Hiervoor werd op 15 juni opgericht ‘Ingenieursbureau, Hoofdvertegenwoordiging voor Nederland en de Koloniën’, onder leiding van de Delftse ingenieur Laurent Velú en kreeg, na een kort verblijf in de centrale aan de Hofstraat, zijn eerste onderkomen in de toenmalige Albertinestraat in Bezuidenhout. Op het pand staan zowel het ooievaarslogo van Den Haag als het logo van Bell. Reeds in september van het jaar verhuist het kantoor naar de Wagenstraat, in het pand naast het huidige Peek & Cloppenburg. De zaken gaan zo goed, dat in januari 1912 een ruimer onderkomen aan het Noordeinde wordt gevonden. BTMC biedt ondertussen een uitgebreid assortiment telefonieproducten en electrische huishoudelijke apparaten ter verkoop aan via het Haagsche kantoor.

In 1912 besluit de Haagsche Gemeente-Telefoon tot aanschaf van een semi-automatische centrale (rotary) aan de Kerklaan te Scheveningen. Het contract wordt in 1914 getekend voor een centrale te bouwen in 1915, uitbreidbaar tot 20.000 lijnen, en er worden ook 2000 lijnen besteld voor een centrale die in de Marnixstraat moet komen. Maar beide centrales komen er niet, omdat in oktober 1914 BTMC zijn fabrieken sluit i.v.m. de eerste wereldoorlog. Niettemin voorziet de gemeente Den Haag in 1916 dat een capaciteit van 20.000 nummers onvoldoende zal zijn en wordt het contract uitgebreid naar een uit te bouwen netwerk van zes centrales van elk 10.000 lijnen. Na afloop van de oorlog kan BTMC weer orders noteren uit Den Haag voor nu 25.000 lijnen voor Rotary-centrales in het Centrum, Bezuidenhout en de uitbouw van Scheveningen en de Marnixstraat. De centrale in Scheveningen wordt in 1919 opgeleverd, is semi-automatisch (met nog bediening door telefonistes aan bedieningstafels) maar later eenvoudig in fases om te bouwen naar vol-automatisch, bediend door telefoons met een kiesschijf.

In 1921 wordt het kantoor omgevormd tot “Bell Telephone Manufacturing Company, Afdeeling Nederland en Indië” en als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Den Haag. In 1924 is de centrale ‘Centrum’ aan de Hofstraat de eerste centrale die geheel zelfstandig door Nederlandse installateurs is gebouwd, getest en opgeleverd en staat het Nederlandse Ingenieursbureau van de heer Velú vrijwel op eigen benen. De prijsstelling van de automatische centrales concurreert steeds meer met de handbediende centrales, o.a. doordat de lonen voor de telefonistes tijdens de Eerste Wereldoorlog dramatisch waren gestegen.  Overal in Nederland worden automatische telefooncentrales gebouwd. Geleidelijk aan werd de behoefte gevoeld aan een uitbreiding van het bedrijf in Nederland met een werkplaats voor reparaties, assemblage en ook fabricage. Dit leidde in 1924 tot het betrekken van een pand aan de Scheldestraat met een werkplaats voor het vervaardigen van telefoononderdelen, met smederij, moffelinrichting en galvaniseerinrichting en even later volgt ook de verhuizing van de ‘Afdeling’ naar de Scheldestraat.  Ondertussen was WEC, en dus ook BTMC, verkocht aan IT&T en ging het verder als onderdeel van de International Standard Electric Company. Tot aan de beurskrach in 1929 ontwikkelt de werkplaats zich stelselmatig.

De ‘Afdeling’ vertegenwoordigde ook luidsprekersystemen van WEC voor in de openbare ruimte en had in 1925 in het Kurhaus te Scheveningen een tentoonstelling. In de Brandtstraat, in de voormalige H.H. Engelbewaarderskerk (gesloopt in 1981), stond zo’n systeem. In 1928 verzorgde WEC het luidsprekersysteem aan het Korte en Lange Voorhout i.v.m. de herdenking van het 30-jarige jubileum van Koningin-Moeder Emma, die toen woonde in het paleis aldaar. De ‘Afdeeling Nederland en Indië’ werd bedankt voor de medewerking  door het Haagsch Comité 1929. Foto’s hiervan zijn in opdracht van ‘de Afdeling’ gemaakt door de fotograaf  E.H. Visser van Weeren, toen gevestigd aan de Heerengracht.

Pas in 1936, de ‘Afdeeling’ viert dan haar 25-jarig jubileum, wordt, na de crisis, op aandringen van de PTT de werkplaats weer heropend. De fabrieksactiviteiten omvatten marmeren schakelborden voor de machinekamers van telefooncentrales, gereedmaken voor uitlevering van Radiobell-radio’s en rekken met versterkers voor draaggolftelefonie voor interlokale verbindingen tussen de telefoondistricten van de PTT. Een pand om de hoek in de Maasstraat wordt erbij genomen. Ondertussen zijn ook Ericsson en Siemens actief in Nederland met hun telefonieproducten. Siemens heeft in 1931 een fabriekspand aan de 1e van der Kunstraat betrokken.

25 jarig jubileum 1936

De ontwikkelingen in Duitsland en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 zijn in Nederland aanleiding plannen te maken voor verdere fabrieksuitbreiding. Nederland denkt nog neutraal te kunnen blijven en verlangt door de oorlogsdreiging meer nationale fabricage van de industrie. De ‘Afdeling Nederland en Indië’ stelt aan het hoofdkantoor in Antwerpen voor zich om te vormen tot een Naamloze Vennootschap waarbij uitbreiding van de fabriek noodzakelijk is. In februari 1940 worden de ontwerpstatuten voor de nieuwe onderneming Nederlandsche Standard Electric Mij N.V. (NSEM) ingediend bij het departement voor Defensie. In december 1940 wordt de NSEM ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Aldus eindigt de geschiedenis van rechtstreekse aanwezigheid van BTMC op de Nederlandse markt.

Tijdens de oorlogsjaren wordt NSEM bestempeld als ‘Rüstungsbetrieb’. De leveringen aan de PTT gaan door, voor zover mogelijk. Personeel wordt steeds vaker afgeroomd voor de ‘Arbeidseinsatz’ in Duitsland. NSEM produceert o.a. veldtelefoons voor het Duitse leger en draaggolfapparatuur voor de PTT. BTMC levert via NSEM, na eerst een aanvankelijke sluiting van de fabriek in België, weer centrales aan Nederland, die tot in de jaren tachtig in bedrijf blijven. Zoals na de oorlog zal blijken werd economische collaboratie door de Nederlandse industrie, naarmate de bezetting duurde, een steeds alledaagser verschijnsel. Zo komt NSEM de oorlog door. Veel centrales zijn verwoest en de PTT kiest ervoor  om de wederopbouw van het Nederlandse telefoonnet met name te gunnen aan BTMC/NSEM. De Nederlandse staat onteigent in 1945 de werkplaatsen en magazijnen van Siemens in Nederland en heft dit bedrijf op. In juni 1946 verhuist NSEM van de Scheldestraat naar het voormalige Siemensgebouw aan de van der Kunstraat.

Aan het eind van de jaren 40 zijn reparaties aan het telefoonnet doorgevoerd, is een licentiefabriek ingericht en zijn/worden grote opdrachten voor de eerste mechanisch-elektronische Rotarycentrales ontvangen. De ontwikkeling van centrales heeft in al die jaren niet stil gestaan en evolueert van mechanisch naar steeds meer elektronisch. In 1951 begint de bouw van de eerste mechano-elektronische 7E-centrale in Scheveningen en breekt een nieuw tijdperk aan voor NSEM. De fabriek gaat steeds meer in productie nemen op velerlei electronisch terrein. NSEM beschikt dan over een complete fabriek voor metaalbewerking met zware machines voor de productie van centrales en assemblagelijnen voor telefoons en doet ook verkoop van radio’s. En ook de bekende grijze kasten langs het spoorwegennet ten behoeve van de Automatische Trein Beïnvloeding (ATB), dat na de treinramp in 1962 bij Harmelen door de NS wordt geintroduceerd. (De foto is in opdracht van NSEM gemaakt door Bram van Welsen, gevestigd aan de Laan van Meerdervoort). Uitbreiding is nodig en op het van der Kuncomplex verrijst een nieuwe kantoorflat die in 1967 in gebruik wordt genomen.Toen een opvallend gebouw, later omgebouwd tot appartementengebouw en minder opvallend tussen nieuwe hoogbouw.

Ondertussen is ook een fabriek in Hoogeveen geopend. Helaas, het feest blijft niet voortduren. PTT laat weten dat centrales van Philips en Ericsson in de Bell-districten zullen worden ingezet, hetgeen het einde inluidt voor de zware industrie op grote schaal bij NSEM. Hier wreekt zich het feit dat NSEM een licentiefabriek is en geen nationaal ontwikkelde industrie. De reorganisatie eind jaren 70, die daarvan het gevolg is, waaronder een bedrijfsbezetting door personeel, werpt toch vruchten af. Er wordt een afdeling Central Engineering opgericht. Een veelheid aan producten worden in de loop der jaren ontwikkeld, en/of in productie genomen en/of verkocht. Voorbeelden zijn o.a. de T65- en Unifoontelefoons en complete rotary-centrales zowel electro-mechanisch als electronisch met transistors.

De behoefte aan een moderne inrichting voor toekomstige ontwikkelingen betekent in 1985 een verhuizing naar Kerketuinen achter het Leyenburgziekenhuis. NSEM is daar aan de Platinaweg het eerste bedrijf. B&W van Den Haag belonen ITT/NSEM met de Zilveren Ooievaar.

In 1987 brengt ITT zijn telecomactiviteiten samen met die van het Franse CGE, onder in Alcatel en wordt ITT/NSEM hernoemd naar Alcatel Nederland B.V. Aan de PTT wordt de volledig digitale telefooncentrale (System 12) geleverd.

System 12

Helaas besluit PTT in 1993 dat er geen plaats meer zal zijn voor System 12 als derde leverancier en gaat zelfs over tot volledige ontmanteling. Er is steeds minder behoefte aan een fabrieksomgeving in Nederland. Alcatel centraliseert productie elders in Europa. Hoogeveen wordt verkocht, de fabriek in Kerketuinen wordt ontmanteld.

Alcatel Office Park Rijswijk

In 1994 vindt een verhuizing plaats naar Rijswijk, naar het Alcatel Office Park aan de Burg. Elsenlaan met een servicecentrum en magaziin aan de Polakweg, dat daarvoor speciaal gebouwd wordt. Op dat hoge magazijngedeelte zit nu nog een wit bolletje, een antenne t.b.v. een volgsysteem voor vrachtwagens. De activiteiten op ander terrein gingen onveranderd door. Te noemen zijn de apparatuur en installatie voor Dutchtone, de eerste GSM-telefoons van KPN, bedrijfstelefooncentrales, onderhoud bij de krijgsmachten van meer dan tienduizend pc’s met randapparatuur. KPN neemt Alcatel als hoofdleverancier voor haar SDH transmissie-activiteiten t.b.v. internetgebruik. In Nederland wordt meer transmissie-apparatuur verkocht dan elders in Europa. Er volgt een order voor een Europees glasvezelnetwerk. Ook de ADSL-apparatuur, voor het gebruik van de paar telefoondraadjes van de telefoonaansluiting thuis om toegang te krijgen tot internet, behoort tot het bijna exclusieve domein van Alcatel, inclusief de modems thuis. Aan het begin van het jaar 2000 zijn de verwachtingen over het gebruik van het glasvezelnet t.b.v. internet hoog, maar dat wordt (nog) niet bewaarheid. De internetzeepbel spat uit elkaar en Alcatel zal in een periode van ruim een jaar gedwongen afscheid nemen van ca. 70% van haar personeel. In 2003 zijn dan nog zo’n 250 werknemers in dienst. Het pand aan de Polakweg wordt grotendeels verlaten. Verschillende activiteiten worden door andere bedrijven overgenomen. Transmissie en ADSL blijven de kern van activiteiten, met de laatste verwerft Nederland een leidende positie in de wereld. In Nederland en Europa is Alcatel niet alleen. Was eerst Lucent Technologies een concurrent, nu bereiken beide bedrijven een overeenkomst om te fuseren tot Alcatel-Lucent in 2006, waarbij Alcatel 60% van de aandelen heeft. Lucent is in 1996 voortgekomen uit AT&T, hierboven al genoemd als het moederbedrijf van ‘The Bell System’. In 2012 verhuist Alcatel-Lucent naar Hoofddorp en daarmee is ‘Bell’ verdwenen uit het Haagse beeld.  In 2017 verandert de naam Alcatel-Lucent in Nokia, dat alles wereldwijd heeft overgenomen.

Een verkorte versie van bovenstaand verhaal is op 12 juni 2018 gepubliceerd op pagina 10-11 in het tweewekelijks verschijnende blad ‘De Oud-Hagenaar’. Tegenwoordig heet het blad ‘De Haagse Tijden’.

Mocht u geinteresseerd zijn in veel meer details omtrent de geschiedenis/ontwikkeling van telefonie en telefooncentrales in het algemeen en de bedrijfsgeschiedenis van Bell in Den Haag in het bijzonder, dan kan dat in het door onze stichting uitgegeven boek ‘125 jaar bellen met Bell’. 200 pagina’s op groot formaat met tekst en zeer veel foto’s, geschreven door onze auteur Thomas Lof.

Wilt u het boek aanschaffen of wilt u eens een bezoek brengen aan onze stichting? Neem dan contact met ons op.

Danny van der Steen
Telecommunicatie Erfgoed Stichting (Teles)
E-mail:  communicatie@telecom-erfgoed.nl
Web-site:  www.telecom-erfgoed.nl